Kaarsen Tips

Tips voor het branden van kaarsen op een verantwoorde manier:

1.    Laat nooit een brandende kaars onbeheerd achter.
2.    Pas op met huisdieren en kinderen. 
3.    Zorg ervoor dat kaarsen niet schuin staan bij aansteken.
4.    Plaats kaarsen niet in de buurt van gordijnen, ramen, deuren. Door de trek/tocht gaat de vlam onrustig branden en kan brandgevaar geven. Ook kunnen ze gaan druipen of 1 kant op branden.
5.    Kaarsen en/of potten voor buitengebruik nooit binnen gebruiken.
6.    Voorzichtig met stoffige kaarsen: stof eerst afnemen met een vochtige doek of afspoelen onder lauwwarm water.
7.    Indien het lont te lang is geworden: voor het aansteken van de kaars het lont afknippen tot 0.5-1 cm boven de was.
8.    Plaats kaarsen niet in de buurt van een warmtebron, bv. open haard, radiator, televisie. De kaarsen kunnen gaan druipen.
9.    Plaats kaarsen minimaal 10 cm uit elkaar. Door de warmte van de andere kaarsen branden ze niet goed en gaan druipen.
10.    Als de kaars walmt of een hele grote vlam heeft: kaars uitblazen of uitdrukken in de eigen was en het lont afknippen tot 0.5-1 cm boven de was. De kaars kan gaan druipen.
11.    Mocht de kaars gaan druipen: direct uitmaken, laten afkoelen, evt een stuk lont afknippen en/of een stuk afsnijden. Niet de uitgelopen was weer toevoegen. Dit komt de kaars niet ten goede.
12.    In plaats van de kaars uit te blazen is het beter om de vlam te doven door hem onder te dompelen in de eigen was, en het lont weer rechtop te zetten. Dit voorkomt wasspatten op de ondergrond en de walm van het lont door het nabranden van de pit.
13.    Dikke of grote kaarsen moeten langdurig branden, minimaal 1.5-2 uur, om te voorkomen dat de kaars alleen binnenin brandt. Het bovenvlak van de kaars moet van rand tot rand een gesmolten, vloeibare massa zijn voordat de kaars gedoofd wordt.